Antonio Segura

Antonio Segura

We praten met de gitarist van Sevillaanse afkomst Antonio Segura, die samen met zijn ouders emigreerde toen hij zeventien jaar was en we hebben het ook over zijn professionele loopbaan in België.

Op welke leeftijd begon je interesse te tonen in de gitaar?
Mijn ouders wilden altijd dat ik een instrument bespeelde, omdat ik vrienden had die dat deden in Spanje. Mijn vader won een prijs in een tombola en hij koos er een gitaar uit voor mij, zo begon ik toen ik elf jaar was. Toen ik hier aankwam was er een periode dat ik met niemand van flamenco contact had en echt opnieuw begon toen ik zestien jaar was.

Groeide de passie voor flamenco toen je in Brussel aankwam?
Het groeide, omdat er iets is wat je mist wanneer je hier aankomt, er is iets van ‘wortels’ waarmee je in contact wilt blijven. Toen ik aankwam was het behoorlijk hard. In die periode in Spanje waren wij jongeren vaak op straat. Hier heerst er een andere mentaliteit, de mensen leven meer binnen dan buiten, hoewel er vandaag een Europese mentaliteit is. Op vijftienjarige leeftijd ging ik niet op café. De sfeer van op straat komen bestond niet. Bovendien kwam ik in volle zomer aan en toch was er niemand op straat. En de winters waren zo streng. Het feit dat ik door Spaanse en Andalusische mensen kon omringd worden, gaf me veel moed en meer zin om te blijven spelen.

Wie zijn de leermeesters die het meest je persoonlijke traject hebben beïnvloed?
Mijn spirituele meester was de meester die alle gitaristen hebben, Paco de Lucía. Hij heeft de flamenco vorm gegeven, net zoals andere musici andere muziekstijlen hebben kunnen markeren. Paco de Lucía is een onnavolgbare kunstenaar op alle vlakken, heel erg groot en wat hij heeft bijgebracht is enorm. Als muzikant heeft hij echt zijn spoor nagelaten. Vandaag luister ik naar hem en alles klinkt me heel erg actueel in de oren, omdat hij een revolutionair van de flamenco was. Wat leerkrachten betreft kreeg ik lessen van de docent Mario Escudero, die een gitarist was van de generatie vóór Paco de Lucía; reeds in België van Isodoro Carmona, Rafael Moreno (die de enige in België was die muziek kon lezen).

Je was ook al lid van talrijke groepen.
Ik ben co-oprichter geweest van groepen; toen ik aankwam, hadden we een groep die erg aansloeg die ‘Yerbabuena’ heette (traditionele flamenco). Ik heb ook deelgenomen aan andere groepen als gast. ‘Macandé’ was een andere groep waarmee we een plaat opnamen, maar het was iets meer pop flamenco.

Naast flamenco, speel je ook andere muziekstijlen, zoals jazz.
Ik pretendeer niet een jazz-artiest te zijn. Nono García de Barbate, stelde me voor een fusiegroep flamenco-jazz op te richten, omdat hij veel jazz speelde. We richtten een flamenco-achtig jazz-kwartet op. Wij flamenco-spelers lezen geen muziek, hoewel dat geëvolueerd is. Ik realiseerde me dat ik taal en kennis te kort had, aangezien je moet kunnen communiceren met een muzikant die een andere stijl heeft. Ik besefte dat de informatie ofwel moeilijk doorkwam, ofwel dat het hen moeite koste om het te begrijpen. Ik ging naar lessen in de Jazz Studio van Antwerpen. Ik ging er niet heen om me te transformeren in een jazz-gitarist, maar om de harmonie, akkoorden, composities, etc. te begrijpen. Ik was er twee jaar.

In Brussel geef je les. Wie intereseert zich het meeste voor flamenco?

Ik geef al 20 jaar les in het Spaanse centrum La Bodega, al 2 jaar in Muziekpublique en ik organiseer cursussen en masterclasses. La Bodega is een Spaans centrum dat flamenco lessen geeft, het is het middelpunt van de flamenco. Er worden ook op andere plaatsen lessen gegeven maar deze zijn meer verdeeld, hier vormen we meer een geheel. Er zijn leerlingen van alle nationaliteiten, zoals Italianen, Duitsers, veel Fransen, Japanners, Belgen, etc. … Het grappige is dat er de minste Spanjaarden zijn. Ik denk dat mijn zonen bijvoorbeeld het geluk hebben dat ze een vader hebben zoals ik, die erg bezig is met de Spaanse cultuur, dus zij onderhouden ook het contact ermee. Maar ik ken ook ouders wiens kinderen het contact met de Spaanse gemeenschappen verloren hebben.

Er wordt flamenco gemaakt in België, wat denk je hiervan?

In de periode toen ik aankwam uit Spanje met mijn ouders stonden we erg dicht bij de Spaanse cultuur, omdat we daar nu eenmaal vandaan kwamen. De Spaanse gemeenschap was erg sterk. Gedurende mijn hele jeugd ben ik nooit naar Belgische discotheken geweest, maar naar Spaanse. Het was niet zo dat we enkel interesse hadden voor mensen uit ons eigen land, maar het was net alsof we elkaar in die momenten terugvonden. Maar de derde generatie jonge Spanjaarden van vandaag heeft onderling geen contact en de meerderheid spreekt geen Spaans. Wat ik met mijn lessen hoop te doen is het promoten en het overbrengen van de cultuur die ik zo goed ken. Het is jammer, misschien hebben we meer flamenco centra en meer evenementen nodig.

Denk je dat flamenco meer gewaardeerd wordt in België dan in Spanje?

Dat is veranderd. Twintig jaar geleden zeiden mensen in Spanje dat flamenco aan het sterven was, er was weinig vernieuwing van artiesten. Toch is een momenteel een boom en is er een overvloed aan zangers, gitaarspelers, dansers, etc. … Dit komt door het buitenland en het feit dat ze zich er daar voor interesseren. Flamenco is aan het pieken. Ik denk dat het in het buitenland meer gewaardeerd wordt dan in Spanje. Ik heb de indruk dat een buitenlander er meer respect voor heeft dan in Spanje. In Europa zijn de mensen nieuwsgieriger. Wat veel leven geeft aan flamenco is het feit dat veel buitelanders er interesse voor hebben.

Als Spanjaard die het grootste deel van zijn carrière in België heeft doorgebracht, wat vond je makkelijk en/of moeilijk?

Het eerste wat ik ondervond en wat ik helaas blijf ondervinden is het gebrek aan structuren, deze zijn er niet. Ik heb het hier al redelijk lang moeilijk mee, het krijgen van hulp niet op financieel vlak maar op het vlak van infrastructuur: lokalen om te oefenen en les te geven. Hier zijn er geen festivals, er is een kleintje in Antwerpen dat de gemeenschap Al Andalus organiseert.

Ook al woon je al vele jaren in Brussel, de banden met Spanje verbreek je nooit, toch?

Ik raak ze niet kwijt, mijn vrouw is Spaanse en mijn zoon is getrouwd met een Spaanse. Wij hebben een soort kleine gemeenschap gevormd. Mijn familie en vrienden zijn daar. Bovendien kan ik de banden niet verbreken omwille van mijn beroep. Ik denk niet aan terugkeren, het is ingewikkeld omdat flamenco voor mij zich hier afspeelt, de mensen kennen en respecteren me. Ik keer terug wanneer ik met pensioen ga.

Als je terugkijkt, hoe zou je leven eruit hebben gezien als je niet was geëmigreerd?

Ik heb veel geluk gehad door naar hier te komen, omwille van vele redenen. De flamenco wereld in Spanje is een jungle, je moet vechten om een plaatsje te krijgen. Het is erg elitair. Maar toen ik hier aankwam was er minder competitie, het was veel makkelijker voor mij om bekend te worden. Ik bof dat ik hiervan kan leven.

Met welk project ben je momenteel bezig?

Met Oleo Trío. Dit is een trio waarbij we andere muziekstijlen willen betrekken. We hebben een repertoire opgesteld waarin vele andere muzieksoorten passen.

- Interview door María Teresa Cortés

  • Muziek
  • Brussel
  • Gepubliceerd op 19 juli 2017

Oorsprong

Sevilla

Meer informatie

Steekproef van het werk

Video